Bij het plaatsen van een tweede honingkamer in een bijenkast zijn er twee populaire methoden: bovenop de volle honingkamer (top-supering) of tussen de broedkamer en de volle honingkamer (bottom-supering). Hier is wat verder onderzoek, inclusief inzichten uit Amerikaanse bronnen, heeft aangetoond over beide methoden.
1. Bovenop de volle honingkamer (Top-Supering)
- Voordelen: Het is de meest gebruikte methode in zowel Europa als de VS. Je plaatst een lege honingkamer bovenop de reeds volle honingkamer. Dit is handig voor de imker, omdat de bovenste honingkamer makkelijk toegankelijk is en het de broedkamer niet verstoort. Dit voorkomt ook dat de koningin naar boven trekt, vooral bij gebruik van een koninginnenrooster.
- Nadelen: Bijen kunnen traag zijn om een lege kamer bovenaan te vullen als er al voldoende ruimte lager in de kast is. Dit kan vooral een uitdaging zijn bij zwakkere kolonies of als de nectarstroom laag is.
2. Tussen de broedkamer en de volle honingkamer (Bottom-Supering)
- Voordelen: Bijen hebben een natuurlijke neiging om omhoog te werken. Door een nieuwe kamer direct boven de broedkamer te plaatsen, zullen ze sneller de ruimte benutten. Dit kan helpen bij het stimuleren van een efficiëntere honingproductie.
- Nadelen: Deze methode vereist meer werk van de imker, omdat de volle honingkamer bovenop gelegd moet worden. Het kan ook verstorend werken voor de bijen in de broedkamer en het proces van het verplaatsen van frames kan extra zorg vereisen.
Regionale inzichten
Amerikaanse imkers lijken grotendeels de voorkeur te geven aan top-supering, maar bottom-supering wordt soms gebruikt in specifieke omstandigheden, zoals bij een sterke nectarstroom of als snelle kamervulling nodig is. Studies suggereren echter dat het verschil in opbrengst tussen de twee methoden meestal klein is, en veel hangt af van de sterkte van de kolonie en lokale omstandigheden
Wat is het beste voor jou en je bijenvolk?
De keuze hangt af van je situatie en je doelstellingen. Hier zijn een paar richtlijnen:
- Bij sterke drachtperiodes: Plaats de tweede honingkamer bovenop. Dit bevordert een snelle vulling en minimaliseert verstoring.
- Bij beperkte drachtperiodes of een
Beste aanpak
De keuze hangt af van je situatie en je doelstellingen. Hier zijn een paar richtlijnen:
1. Bij zwakke volken
Bij een zwak volk ligt de prioriteit op het versterken van de kolonie en het minimaliseren van stress.
Focus op groei: Zorg dat het volk voldoende bijen heeft om de nieuwe ruimte te benutten voordat je extra honingkamers toevoegt.
Top-supering aanbevolen: Zwakke volken werken efficiënter met top-supering, omdat dit minder verstoring veroorzaakt in de broedkamer en hen toestaat om zich te concentreren op opslag en groei.
Hulpmiddelen: Overweeg het gebruik van uitgebouwde raten of voed de bijen tijdelijk met suikerwater om hen te ondersteunen bij het opbouwen van kracht.
2. Nectarstroom en seizoenen
De nectarstroom is bepalend voor hoe en wanneer je extra ruimte toevoegt.
Sterke nectarstroom: Tijdens een overvloedige nectarstroom kunnen bijen sneller een nieuwe honingkamer vullen. Bottom-supering kan hierbij helpen omdat de bijen hun natuurlijke neiging om omhoog te werken kunnen volgen.
Lage nectarstroom: Bij een zwakke nectarstroom vullen de bijen liever één ruimte volledig voordat ze aan een nieuwe beginnen. Top-supering is hier effectiever.
Timing is cruciaal: Voeg een nieuwe honingkamer toe als de huidige kamer ongeveer 70-80% gevuld is. Dit voorkomt zowel overvolle kasten als onbenutte ruimtes.
3. Overvolle broedkamer
Een overvolle broedkamer kan problemen veroorzaken, zoals zwermgedrag en beperkte ruimte voor het broed.
Ruimte creëren: Bottom-supering biedt de bijen direct meer ruimte dicht bij de broedkamer. Dit helpt om het broednest open te houden en vermindert de kans op zwermgedrag.
Zwermsignalen controleren: Kijk uit naar koninginnencellen. Als je deze ziet, kan het toevoegen van een nieuwe kamer gecombineerd worden met een andere zwermbeheersingstechniek, zoals het maken van een kunstmatige zwerm.
Regelmatige inspectie: Controleer na het toevoegen van de kamer of de bijen de nieuwe ruimte benutten. Zo niet, onderzoek dan of andere factoren zoals de gezondheid van de koningin of een zwakke nectarstroom een rol spelen.
4. Flexibiliteit
Elke bijenkast is uniek, en het is belangrijk om de behoeften van het volk en de lokale omstandigheden goed in te schatten.
Aanpassen per kast: Let op de grootte van het volk, de beschikbare nectarbronnen en het seizoen bij het kiezen van een strategie.
Experimenteren: Probeer beide methoden (top-supering en bottom-supering) in verschillende kasten en evalueer welke aanpak het beste werkt in jouw situatie.
Observatie is essentieel: Monitor hoe de bijen reageren op de toegevoegde ruimte. Hun gedrag geeft waardevolle informatie over hun behoeften.
- Bij zwakke volken: Focus eerst op de gezondheid en groei van het volk voordat je extra honingkamers toevoegt. Zwakkere volken profiteren doorgaans van top-supering, omdat dit minder ingrijpend is
- Nectarstroom en seizoenen: Pas de strategie aan op basis van de nectarstroom en de seizoensgebonden bloemen in jouw regio. Bij een sterke nectarstroom kan bottom-supering effectief zijn om meer honingopslag te stimuleren.
- Overvolle broedkamer: Overweeg om de tweede honingkamer tussen de broedkamer en de volle honingkamer te plaatsen. Dit geeft het volk direct meer ruimte en het voorkomt dat het volk in het broednest ‘verzuipt’.
- Flexibiliteit: Beoordeel elke kast afzonderlijk en wees bereid om te experimenteren. Lokale omstandigheden, bijensoorten en kastconfiguraties kunnen de effectiviteit van elke methode beïnvloeden
Conclusie: Beide methoden hebben hun plaats in het bijenhouden, en de keuze hangt af van praktische overwegingen en de behoeften van jouw bijenvolken. Het belangrijkste is om regelmatig inspecties uit te voeren en flexibel te blijven in jouw aanpak.