Het is essentieel om met grote bijenvolken te imkeren als je veel honing wilt oogsten, en dat heeft verschillende redenen. Ten eerste hebben grotere volken meer werkbijen, en deze zijn de drijvende kracht achter de honingproductie. Hoe meer bijen er zijn om nectar te verzamelen, hoe groter de opbrengst aan honing. Grote volken kunnen dus veel efficiënter gebruikmaken van de dracht—de periode waarin bloemen nectar afgeven—omdat ze in staat zijn om op grote schaal nectar te verzamelen.
Daarnaast hebben grotere volken meer bijen die het binnenhalen van nectar kunnen verwerken tot honing. Dit betekent dat ze de nectar sneller kunnen omzetten en opslaan, waardoor de honingproductie een hoger tempo bereikt. Dit is vooral belangrijk tijdens korte drachten, wanneer de bloei van bloemen beperkt is in tijd. Kleine volken hebben simpelweg niet genoeg bijen om deze nectarstroom optimaal te benutten.
Ook zorgt de omvang van het volk ervoor dat er meer bijen beschikbaar zijn voor het regelen van de temperatuur en vochtigheid in de bijenkast. Dit is cruciaal voor de rijping van honing, omdat het vochtgehalte in de nectar moet worden verminderd om de nectar om te zetten in houdbare honing.
Een groot bijenvolk kan bovendien beter omgaan met wisselende weersomstandigheden en periodes van schaarste. Ze hebben de kracht om reserves op te bouwen en te overleven in moeilijke tijden, waardoor ze klaarstaan om optimaal te profiteren van de drachten wanneer die zich aandienen.
De Heidedracht
Een specifieke dracht waar de kracht van een groot volk echt tot zijn recht komt, is de heidedracht. Heide is een bijzonder gewas dat relatief laat in het seizoen bloeit en een rijke, maar kortstondige nectarbron biedt. De bloemen zijn klein en produceren nectar die lastig toegankelijk is voor de bijen. Hierin onderscheiden grote volken zich: ze hebben voldoende bijen om massaal op de bloeiende heide af te komen en kunnen in korte tijd een aanzienlijke hoeveelheid nectar verzamelen.
Bij de heidedracht is snelheid en capaciteit van essentieel belang. Omdat de bloeitijd van heide beperkt is, moeten de bijen in staat zijn om in korte tijd grote hoeveelheden nectar te verzamelen en te verwerken. Kleine volken kunnen deze intensieve inspanning vaak niet aan, waardoor de honingopbrengst aanzienlijk lager uitvalt. Grote volken, daarentegen, zijn in staat om de piek in nectarproductie volledig te benutten, wat resulteert in een hogere en meer kwalitatieve honingopbrengst.